Waarom moeten we dit leren?

door | 11 mrt 2013

Februari 2013. Ik ben op schoolbezoek bij 2College Durendael in Oisterwijk, een grote scholengemeenschap met zo’n 1700 leerlingen, verdeeld over alle richtingen en niveaus. Voor het eerst sinds mijn eigen schooltijd bezoek ik een VO-school en er gaat een wereld voor me open.

Ik zie: enthousiaste kinderen, grote verschillen, 14-jarigen die het ene moment heel volwassen en het andere moment nog kind zijn, georganiseerde chaos in de gangen, een lange rij grieperige brugklassers bij het kantoor van de brugklascoördinator en de zorg waarmee dit afgehandeld wordt, een geweldig informatiecentrum, een SOP-lokaal waar een speciaal aangestelde docent leerlingen met problemen in structuur ’s ochtends op weg helpt door gezamenlijk de tas voor de ochtend in te pakken en het huiswerk te controleren, een aula die door leerlingen wordt verfraaid met kleurige wandschilderingen, 200 groep 8’ers die een middagje komen snuffelen, leerlingen die met hun smartphones foto’s maken van de huiswerkopdrachten op het digibord, een wat armoedig skelet, meiden die eruitzien als vrouwen en jongens die eruitzien als basisschoolkinderen, werkers en doeners, bevlogen docenten en leergierige leerlingen.

Ik loop een dagje mee met meneer Houter, een enthousiaste biologiedocent en brugklascoördinator. De dag begint goed, met een proefwerk voor 2-VMBO (KGT: kaderberoepsgerichte leerweg, gemengde leerweg, theoretische leerweg). Ik mag het proefwerk zelf ook maken, wat nog niet meevalt. Want wat is ook alweer een vacuole? En waar zitten bladgroenkorrels? En welke afdelingen zijn er in het planten- en dierenrijk? Ooit wist ik dit, nu komen de termen me vaag bekend voor.

Het proefwerk zet me aan het denken: is dit echt allemaal nuttige kennis? Ik heb sinds mijn middelbare schooltijd het woord ‘vacuole’ niet meer gehoord. En als ik wil weten of een dier tot de ‘geleedpotigen’ hoort, dan google ik dat toch even? De toetsvraag die ik wél leuk vind, gaat over het bepalen van een haaiensoort aan de hand van een determinatietabel. Dat kan ik, dat doet een beroep op mijn analyserend vermogen! Een stuk handiger dan weten waar de bladgroenkorrels zitten, toch?

Door naar het volgende lesuur. Een nieuwe groep (ook 2-VMBO, basisberoepsgerichte leerweg). Enthousiaste leerlingen, maar ook druk en snel afgeleid. De les gaat over botten, kogel- en scharniergewrichten en kapselbanden. Met behulp van een flinke laag plakband rondom de gewrichten van het gammele skelet worden de gewrichten en kapselbanden visueel gemaakt. De leerlingen komen al snel met ervaringen en blessures uit hun eigen sport. De docent gaat er graag op in. Zo wordt de stof concreet!

Het volgende uur. Weer 2-VMBO, nu de kadergerichte leerweg. Zelfde les, ander niveau. Al snel ontstaat er een discussie: Waarom moeten we dit leren? Een goede vraag, zeker gezien mijn ervaringen met het proefwerk twee uur eerder.

‘Waarom moet ik weten wat een heupbeen is?’
‘Als ik tandarts wil worden, heb ik dat toch niet nodig?’
‘Wat hebben we hieraan? Dit is toch saai?’
‘Ik vind het vies, die krakende botten.’

De docent gaat de discussie niet uit de weg. Niks: dit moet gewoon. Punt. Of: het staat in het boek. Of: dit is algemene kennis die iedereen moet hebben. In plaats daarvan legt hij uit dat het er bij biologie niet om gaat dat je later alle botjes nog kent of dat je weet dat een heupbeen een heupbeen heet. Biologie maakt je duidelijk dat alles in de wereld met elkaar verbonden is. Het helpt je om de wereld beter te begrijpen.

‘Meneer, dit lijkt wel filosofie!’
‘Bij biologie snappen we dat wel, maar waarom leren we dan geschiedenis?’
‘Ja, dat is toch allemaal al gebeurd! Zó saai!’
‘Ook geschiedenis helpt je om de wereld te begrijpen. Om te weten waarom dingen zijn zoals ze zijn. En vooral om te weten hoe het níet moet.’

De klas lijkt nog niet overtuigd, maar er is wel iets gebeurd. Er is nagedacht, los van heupbeenderen of gewrichtssmeer.

De vraag ‘Waarom moeten we dit leren?’ houdt me bezig. Mijn gedachten gaan terug naar mijn eigen schooltijd en ik zie mezelf terug in het scheikundelokaal. 3 of 4 VWO, stinkende labjas aan en veiligheidsbril op, in een felle discussie met klasgenoot Job, over het nut van scheikunde en andere vakken. Ik begrijp maar niet waarom het nodig is dat ik scheikunde leer. Job roept verontwaardigd uit: ‘Dat is toch heel handig als je later bijvoorbeeld tv’s gaat ontwikkelen!’ (en ik denk alleen maar: ik ga nooit tv’s ontwikkelen…). Andersom probeer ik hem er bijna stampvoetend van te overtuigen hoe handig het is om Duits te leren, voor het geval je eens in Duitsland komt. We komen er niet uit.

De leerlingen die ik nu gezien heb, gaan heel direct de discussie aan met hun docent. Niet uit brutaliteit, verveling, desinteresse of een slechte werkhouding, zoals zo vaak over VMBO’ers wordt beweerd. Maar omdat ze oprecht willen weten waarom ze bepaalde dingen moeten leren. En ik geef ze geen ongelijk.

In de paar uur die ik heb doorgebracht in de klas van meneer Houter, heb ik veel mooie voorbeelden gezien van hoe het moet:

  • Maak doelen helder en duidelijk, ook voor de leerlingen. Ik ben nu nóg meer overtuigd van het nut van het formuleren van leerdoelen op leerlingniveau.
  • Maak de stof functioneel. Breng de les dichtbij de leerling. Laat botjes knakken (ieuw!!!), laat leerlingen vertellen over hun sportblessures, tape à la Buurman & Buurman samen met de leerlingen de gewrichten van een skelet in elkaar.
  • Durf de les los te laten. Ga de discussie aan. Stel zelf de kritische vragen. Stap uit je vak, sla een brug naar de wereld. Soms is een gesprek of discussie over de lesinhoud misschien wel zinvoller dan het onderwerp zelf. Dát zet leerlingen aan het denken, prikkelt ze en motiveert ze

En soms, héél soms, mag je zeggen: dit moet je gewoon leren, of je het nou interessant vindt of niet. Omdat er ooit een moment komt dat je, misschien wel over 20 jaar, onverwacht geconfronteerd wordt met een proefwerk over bladgroenkorrels, geleedpotigen en sporenplanten. En dan wil je tóch een voldoende.

(Het proefwerk kreeg ik via Twitter terug, met een 6,5 erboven. Pfoeh…)