Kinderboekenweek 2021

door | 17 okt 2021

Het zit erop, de Kinderboekenweek 2021. De eerste Kinderboekenweek waarin ik niet alleen kinderboekenliefhebber, lettervreter en zelfbenoemd leesbevorderaar was, maar ook leesconsulent, ‘de mevrouw van de bieb’ en ‘juf Marit’.

Het was hard werken. Ik geloof niet dat ik eerder in mijn leven zó hard gewerkt heb als de afgelopen twee weken. Of misschien wel, maar dat heb ik dan verdrongen. Letterlijk dag en nacht was ik bezig, achter de laptop, in de auto, voor de klas of in mijn hoofd. Met maar één doel: kinderen inspireren en motiveren om te lezen.

Ik gaf de afgelopen twee weken les op verschillende scholen, van groep 1 tot en met groep 8. Soms racete ik op één dag heen en weer tussen vier verschillende scholen en tussendoor nog ‘even’ naar de bieb. Een andere dag bezocht ik achter elkaar elf (!) groepen van dezelfde school, waaronder zes (!) kleutergroepen. Ik knutselde ’s avonds laat PowerPoints in elkaar. Ik sleepte met karretjes vol kratten met bibliotheekboeken en eigen boeken (sommige boeken zijn immers altijd uitgeleend). Ik vergat tussendoor te drinken en te eten. Ik had aan het eind van elke dag geen stem meer over. Ik kroop na thuiskomst direct in bed of onder een dekentje op de bank, om later op de avond wakker te schrikken en nog even aan het werk te gaan. Ik sliep de afgelopen dagen uren en uren achter elkaar. Inhaalslaap.

Is dat de bedoeling van het bibliotheekwerk? Nee, natuurlijk niet. Maar het was gewoon megaspannend om voor het eerst écht les te geven en ik wilde het graag goed doen. Natuurlijk heb ik in mijn loopbaan tig scholen bezocht en daarbij heb ik ook weleens voor een klas gestaan. Ik heb met kinderen in groepjes gewerkt, workshops en trainingen gegeven aan leerkrachten, lesmateriaal getest in een klas. Maar echt een héle dag lesgeven is toch andere koek.

MAAR WAT WAS HET GAAF!

Zo gaf ik een les over de auteur van het Kinderboekenweekgeschenk, Bette Westera, aan kinderen van groep 7 die in de bibliotheek het bezoek van Bette Westera zouden bijwonen. Apetrots was ik toen ze tijdens dat bezoek geweldige vragen stelden, die het niveau van ‘Wat is uw lievelingskleur?’ en ‘Heeft u huisdieren?’ ver ontstegen (‘Vindt u dat u nog iets kunt verbeteren aan uw eigen werk?’ Ik bedoel maar.).

Ik inspireerde kinderen en leerkrachten om aan de slag te gaan met een coverquiz of een (prenten)boekenparade. Ik overtuigde strenge kinderjury’s in ‘The voice of Books’ met fraaie stukjes boekpromotie (‘Jammer dat je niet echt ging zingen’ :-)). Ik praatte met kinderen over wat ze later willen worden (en stond – heel even – met mijn mond vol tanden toen een schattig meisje uit groep 2, met blonde krullen en een roze prinsessenjurk, vol overtuiging riep: ‘Dominee!’), ik danste mee in een prentenboekenparade, waarin kleuters – soms nét op school – vol trots de allermooiste pagina’s uit prentenboeken lieten zien aan de klas, ik incasseerde de zoveelste ‘Jij bent zo lang, je komt bijna tot aan het plafond!’, ik bekeek met argusogen hoe een kleuter met een snottebel tot over zijn lip enthousiast in mijn splinternieuwe privé-exemplaar van ‘Ik ben Pippi niet!’ (van Yvonne Jagtenberg) zat te bladeren (en nam me voor dat ik in geval van een snotincident een nieuw boek zou kopen, wat gelukkig niet nodig was), ik legde uit hoe je nou echt HET boek kunt vinden dat bij je past, ik las gedichten en (stukjes van) verhalen voor (het gedicht ‘Wat je moet doen als je niet weet wat je wil worden’ uit ‘Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt’ van Edward van de Vendel is de perfecte afsluiter) en liet prachtige illustraties zien (kinderen uit groep 8 verwonderden zich over het werk van Ludwig Volbeda in ‘Hele verhalen voor een halve soldaat’).

Op een school waar ik het thema van de Kinderboekenweek (‘Worden wat je wil’) niet mocht verbreden naar het door mij voorgestelde ‘in je fantasie kun je alles worden’ en ik het écht bij ‘beroepen’ moest houden, heb ik verteld over hulphonden, politiepaarden, berensoldaten en pakezels (een tikje eigenwijs ben ik wel ;-)). Ik las voor over astronauten (uit: ‘Later wil ik klein worden’ van Job van Gelder) en praatte met kleuters over bomen die later ook iets willen worden (naar aanleiding van ‘Ik wil een wiegje worden, zei de wilg’ van Bette Westera).

Maar bovenal liet ik de kinderen kennismaken met de mooiste boeken. Ik bleef ver weg van de boomhutten, de losers en de mutsen, maar vertelde enthousiast over het werk van Anna Woltz, Jef Aerts, Edward van de Vendel en Gideon Samson. Over Ted van Lieshout, Linde Faas, Linda Dielemans en Ludwig Volbeda. Over Bette Westera en Floor de Goede. En natuurlijk over Gozert en Luna van Pieter Koolwijk (‘Juf, is de Gouden Griffel echt van goud?’).

Ik kijk terug op de allerzwaarste, maar vooral de allerleukste Kinderboekenweek ooit. Met als absoluut hoogtepunt: in elke klas vroeg ik aan het eind van de les of de kinderen boeken voorbij hadden zien komen die ze graag zouden willen lezen, waar ze nieuwsgierig naar waren. En in elke klas gingen ALLE vingers de lucht in: ‘Ik wil Gozert! Luna! Rekenen voor je leven! Zeb.! Schaduw van de leeuw! De gemene moord op Muggemietje! …’

Doel bereikt. En ik? Ik ben geworden wat ik wil: juf Marit, de mevrouw van de bieb.

Gelukkig had ik tussendoor nog een halfuurtje over om mijn eigen collectie aan te vullen: